BLOG ~ Eboland, gaan of niet?

Internationale missies
Civiele Bescherming
Informatiecampagne
De vraag duikt al enkele weken op: moet men operationele medewerkers, dokters, verplegers, logistieke medewerkers en ondersteuningspersoneel van de Civiele Bescherming naar landen sturen die getroffen zijn door de ebola-epidemie?

De vraag moet in de eerste plaats beredeneerd worden vanuit één enkele bekommernis: kunnen we meer van nut zijn door personeel te sturen dan door de NGO’s die ter plaatste zijn, te ondersteunen?
Kunnen we door dit personeel te sturen, verhinderen – zelf in beperkte mate – dat deze epidemie zich uitbreidt in deze landen, de bevolking uitdunt, de sociale structuren beter vernietigt dan een neutronenbom zou doen, en deze landen beperkt tot rechteloze, levenloze zones, een ideaal terrein voor burgeroorlogen en extreme afgeleiden?

De risico’s die het personeel loopt, zijn zeker groot, maar we bevinden ons niet in een oorlogszone, er zijn geen verdwaalde kogels, noch geniepige vijanden: een opleiding, de strikte naleving van de instructies en het rigoureus dragen van aangepaste beschermingsmiddelen maken het mogelijk om het hoofd te bieden aan de besmettingsrisico’s. In geval van problemen moet het personeel gerepatrieerd kunnen worden. De solidariteit, de onderlinge hulp en de teamgeest vormen een belangrijke succesfactor.

De getuigenis van Cokie VanDer Velde, een Engelse verpleegster, op de BBC op 20 september heeft mij sterk aangegrepen: "Why I'll risk my life for Ebola patients" (Waarom ik mijn leven riskeer voor mensen met ebola). Ze eindigt haar getuigenis met de woorden: "I do enjoy my job, I don't think you could do what I do if you didn't enjoy your work. I can't say I particularly enjoy working with dead bodies but there's a lot of camaraderie - there's a satisfaction when you do get it right and eventually we will get this epidemic under control." (Ik hou van mijn job, ik denk niet dat je dit kunt doen zonder van dit werk te houden. Ik kan niet zeggen dat ik bijzonder graag werk met overleden personen, maar er is veel kameraadschap. Je haalt er voldoening uit als het je lukt en vervolgens zullen we deze epidemie onder controle krijgen).

De realiteit van een epidemie met een dergelijke virulentie is immers een constante confrontatie met de dood.

Moet dit ons verhinderen om te handelen? Gewoonlijk sturen wij vol enthousiasme B-FAST-teams om levens te redden en het lijden van de slachtoffers van een aardbeving of tsunami te verlichten. Onze collega’s doen hun werk, steeds in moeilijke omstandigheden, maar met een onmiddellijk resultaat: een persoon wordt gelokaliseerd, naar een veldhospitaal gebracht en verzorgd door dokters. Hier hebben de acties geen direct effect, is er geen zelfde waardering en zijn de acties ook minder spectaculair. Het komt erop aan om zich aan te sluiten bij een totaalplan dat gecoördineerd wordt door de Verenigde Naties en Europa en dat tot doel heeft om in de komende maanden een catastrofale verspreidingscurve van de ziekte in Afrika en elders om te keren.

En alles lijkt er te kunnen toe bijdragen: de personen met tekenen van besmetting apart zetten, hen optimaal behandelen, maar ook de anderen helpen wanneer hun sanitaire infrastructuren de normale gezondheidsproblemen niet kunnen beheren: bevallingen, operaties, verzorging na een ongeval of voor malaria, ... Ook moeten de gezondheidsprofessionals die de slachtoffers verzorgen, het lokaal personeel of het personeel van NGO’s verlost worden van secundaire taken die echter in grote mate bijdragen tot het vermijden van de besmetting.

Niets om vrolijk van te worden en niets spectaculairs, maar ergens toch een belangrijk moment van menselijkheid.

Jérôme Glorie
Directeur-generaal van de Civiele Veiligheid